Jenůfa

Jenufa.jpg

Leoš Janáček 

   


(Düsseldorf 06-10-2007 / Deutsche Oper am Rhein)

Libretto van Leoš Janáček, naar de roman "Její Pastorkyna" (Haar stiefdochter) van Gabriela Preissová.
Opera in 3 aktes, Tsjechisch.
Plaats en tijd. Een Moravisch dorpin de bergen (half 19e eeuw)
Première. Brno (Nationaal theater) op 21-01-1904.
 

DE OUDE BURYJA (huisvrouw in de molen) alt
LACA KLEMEŇ (haar stiefkleinzoon / halfbroer van Števa) tenor
ŠTEVA BURYJA (haar kleinzoon / halfbroer van Laca) tenor
DE KOSTERES (schoondochter van Buryja) sopraan
JENŮFA (pleegdochter van kosteres) sopraan
DORPSRECHTER bas
KAROLKA (zijn dochter) mezzosopraan


Akte I
In een dorp aan de rivier.
Jenufa, pleegdochter van de kosteres, is samen met Burya en Laca aan het werk in de molen. Jenufa wacht op haar vrijer Števa die terugkeert na de soldatenkeuring. Ze is bang, want als hij onder de wapenen komt, is hun bruiloft van de baan. Zij is zwanger van hem, maar heeft dit nog aan niemand verteld omdat zij is bang voor de schande die zij door deze gebeurtenis over haar familie zal brengen.
Laca, die als weeskind bij dit gezin kwam waar Grootje het huishouden doet en de kosteres de scepter zwaait, was als kind af verliefd op Jenufa, maar Jenufa heeft geen belangstelling voor hem. Eindelijk verschijnt de jonge molenaar Števa, zingend met dorpsmuzikanten en een stel rekruten. Hij heeft zich vrijgekocht en is dronken. Dat zit hem in het bloed.
De kosteres vertelt over het losbandige karakter van de broer van Števa's vader, met wie zij na de dood van diens eerste vrouw trouwde. Ze geeft pas toestemming voor het huwelijk als Števa zich een jaar lang niet zal bedrinken.
Als Jenufa alleen met hem is, verteld ze dat er een baby op komst is en wijst hem erop dat een huwelijk nu zeker noodzakelijk is. Števa maakt zich echter niet veel zorgen over de situatie, hij pronkt met zijn succes bij de meisjes, bezingt de appelwangen van Jenufa en gaat zijn roes uitslapen. Als de jaloerse Laca terugkomt, plaagt hij Jenufa en zegt dat Števe zich met andere meisjes bezighoudt. Hij wil Jenufa omhelzen maar in zijn boosheid en onhandigheid verwondt hij haar wang met een snoeimes, zodat ze niet meer aantrekkelijk zal zijn voor Števa.
Akte II
Een half jaar later.
Jenufa was zogenaamd als dienstbode naar Wenen, maar in werkelijkheid hield de kosteres haar verborgen in een kamertje in het huis. Jenufa heeft intussen het leven geschonken aan een gezonde jongen, maar de vader, Števa, laat zich niet zien. Hij heeft zich verloofd met Karolka, de dochter van de burgemeester.
De kosteres geeft haar pleegdochter een slaapdrankje en roept Števa bij zich. Ze wil dat hij zijn kind ziet. Števa vindt Jenufa verbitterd, en haar wang is verminkt. Hij is wel bereid om voor het kind te betalen, maar niet om met Jenufa te trouwen. De kosteres smeekt hem, maar Števa neemt de benen.
Laca, die nog steeds van Jenufa houdt komt vragen of zij al terug is uit Wenen. Hij wil nog steeds met haar trouwen. De kosteres vertelt hem over de baby, maar als ze ziet hoe Laca schrikt, stelt zij hem gerust en zegt dat de baby is gestorven. Ze stuurt hem weg om uit te vinden wanneer Števa trouwt. In verwarring pakt ze daarna het jongetje en gaat naar buiten. Ze duwt het kind onder het ijs in de rivier, en verdrinkt hem. Tegen Jenufa, die wakker is geworden, zegt ze dat zij twee dagen ijlkoortsen heeft gehad, en dat haar kindje ondertussen gestorven en begraven is.
Laca komt terug, en verklaart Jenufa zijn liefde. Zij stemt toe met het huwelijk.
Als de storm het raam openrukt, heeft de kosteres het gevoel dat de dood naar binnen heeft gegluurd.
Akte III
De bruiloft is twee maanden later, netjes maar eenvoudig, zonder krans en linten, zonder muziek. De burgemeester met zijn vrouw, en Števa met zijn verloofde Karolka zijn ook aanwezig. Alleen de dorpsmeisjes zorgen voor een vrolijke noot en zingen Jenůfa volgens traditie toe.
Op het moment dat de kosteres het paar zegent, hoort iedereen opgewonden stemmen. IJshakkers hebben onder het ijs een bevroren kindje gevonden. De bruiloftsgasten rennen naar buiten. Jenufa herkent haar zoontje en wijst Števa aan als de vader. Karolka vlucht weg van Števa. De dorpelingen willen de moeder stenigen, maar de kosteres bekent dat zij de baby heeft gedood, ze kon de schande niet aan. Ze vraagt Jenufa om vergiffenis en laat zich door de burgemeester wegleiden.
Laca blijft bij Jenufa en overtuigt haar van zijn liefde. Jenufa waardeert zijn trouw en ze geeft met vreugde toe dat ze van hem houdt. Samen beginnen ze een nieuw en beter leven.  


(Düsseldorf 06-10-2007 / Deutsche Oper am Rhein)

JOHN FIORE dirigent
STEIN WINGE regie
JOHANNES SCHÜTZ decor
SABINE BÖING kleding
GERHARD MICHALSKI koor
   
Bezetting.  
CORNELIA BERGER De oude Buryja (alt)
JAN VACIK Laca Klemeñ (tenor)
BRUCE RANKIN Števa Buryja (tenor)
EVA MARTON De Kosteres (sopraan)
THERESE WALDNER Jenůfa (sopraan)
STEPHANIE WOODLING Karolka (mezzosopraan)
MICHAIL MILANOV Dorpsrechter (bas)